deel 3 - Reisverslag uit Dronten, Nederland van Wubbe Okken - WaarBenJij.nu deel 3 - Reisverslag uit Dronten, Nederland van Wubbe Okken - WaarBenJij.nu

deel 3

Door: Wubbeokken

Blijf op de hoogte en volg Wubbe

30 April 2012 | Nederland, Dronten

Dag 22, 20 mei 2000
De zon is al op als ik wakker word. De tent staat nog in de schaduw. Op weg naar de douche zie ik nog een tentje met een fiets. Aan het stuur hangt een Coquille St. Jacques. Volgens een Nederlandse vogelaar, is het een mevrouw uit Tilburg, ook op weg naar Santiago de Compostela.
In de zon ga ik zitten om te ontbijten en mijn dagboek bijwerken. Brood met kaas, een kop thee, met je snufferd in de zon, heerlijk is dit. Mijn tent ruim ik op, het afval gooi ik weg. Op weg naar mijn tentje zie ik Claar, de mevrouw uit Tilburg. Ze heeft 10 maanden vakantie, een zogenaamde sabbaticel Year. Ze is van plan om wat door Europa te zwerven. Ze gaat inderdaad op weg naar Santiago de Compostela, maar houd zich niet aan de beschreven route. Na de beklimming van de Col de Somport heeft ze twee dagen rust genomen. Ze verteld dat ze Bart, uit Eindhoven ook ontmoet heeft, hij had gisteren een rustdag hier.
De eindbestemming voor haar is vandaag Sanguësa, dit is ook mijn einddoel voor vandaag. We zien elkaar wel op de camping in Sanguësa. Ik ga, neem afscheid van mijn buren uit Wageningen en voor de camping pak ik de route (N240) weer op. De route gaat nog steeds langs de Rio Aragón. Bij Puente la Reina de Jaca neem ik de brug over de Aragón, op de brug neem ik een foto van de rivier met de bergen op de achtergrond. Direct na de brug staat een Spaanse flappentapper, ik ga daar eens gebruik van maken. Het Spaanse geld is toch anders dan het Franse geld, het is wel even wennen. Dit hoort bij de gewoonten van het land, dit gaat met de invoering van de Euro wel veranderen, toch wel jammer.
Vanuit het dal gaat de weg ophoog met korte pittige hellingen. Vanaf deze hellingen heb ik steeds een prachtig uitzicht op de omgeving. De bermen staan vol met een grote diversiteit aan planten, een heel fleurig aanblik. Boven mij zweven grote roofvogels. Het stadje Berdún ligt midden in het dal schilderachtig op de top van een heuvel. Hier moet ik stevig klimmen en rij langs het stuwmeer van Yesa, met een groenachtige kleur water. In het verlaten dorp Esco stop ik om te eten, ik doe mijn helm af en mijn petje weer op. De zon schijnt fel, het is warm. Ik kook een pakje noedels als tussendoortje. De weg gaat op en neer langs de embalsa de Yesa en gaat door twee tunneltjes. Na het tweede tunneltje verlaat ik Zaragoza en fiets Navarra binnen. Bij Yesa ga ik van de grote weg af en ga richting Janvier. Bij een bron rust ik wat uit en vul mijn bidons voordat ik aan de klim begin. Het is zwoegen en het gaat zwaar om boven te komen in deze hitte. Bijna boven staat een groot gerestaureerde kasteel van de familie Franciscus Xaverius, een groot missionaris in Azië. Het is bovendien het stamslot van Carlos-Hugo de Bourbon Parma, de vroegere echtgenoot van Prinses Irene. Het is een indrukwekkend gebouw, maar ik zie niet welke bouwstijl het is, zeker een fantasiestijl. Op de parkeerplaats ontmoet ik een Italiaanse pelgrim, uitgedost met pelgrimshoed en schelp, rugzak met onder de draagbanden de bijbel. Hij is nu drie maanden onderweg en heeft geen haast. Hij mag van z'n vrouw niet zo lang weg, maar hij mag wel op pelgrimstocht, dus gaat hij volgend jaar naar Jeruzalem.
Het is mij te druk bij het kasteel, o.a. een bruiloft met veel mensen die met vuurwerk gooien, ik ga verder. De weg gaat nog twee kilometer stijgen voordat ik aan de afdaling kan gaan beginnen naar Sanguësa. Sanguësa bereik ik vroeg in de middag, de camping is via vele omwegen toch nog gevonden. Voor 1000 Pst's mag ik mijn tent opzetten. De tent is nog nat, ik laat het eerst drogen. Het grondzeil ook. Bovendien laat ik mijn slaapzak even lekker luchten en mijn vuile kleding gaat in een sopje. Na een half uurtje spoel ik de kleding uit en laat het drogen aan de waslijn.
Claar komt de camping oprijden en zet haar tentje op en gaat douchen. Mijn spullen staan weer op hun plek. Samen met Claar ga ik brood met kaas eten en besluiten om vanavond samen te koken. Aan het begin van de avond lopen we de stad in. Onderweg bezoeken we de Santa Maria la Reál met een 12e eeuws portaal en indrukwekkend beeldhouwwerk, prachtig uitgevoerd in Romaanse stijl. Dit is zeker een hoogte punt op de route. In de kerk staat een mooi altaar, ook staan San Roque, Anthonius van Padua, St.-Vincint-de Paul en Santa Maria de Rocamadour afgebeeld.
We gaan inkopen doen in een buurtwinkeltje, heel gezellig, waar we ui, tomaat, prei, aardappelen en karbonade kopen. Bovendien kopen we nog fruit en melk en een fles wijn. Met de tassen lopen we naar de Santiagokerk, waar Jacobus op de voorgevel staat afgebeeld. Claar krijgt een stempel in haar Credential, ik heb die van mij vergeten om mee te nemen. We kopen nog een broodje bij een panaderia en gaan terug naar de camping. Op de camping pakken we eerst een biertje op het terras en bereiden dan ons eten. We schenken een glas rode wijn bij ons eten. Na de afwas ga ik nog koffie zetten voor mijzelf, Claar gaat slapen. Op een stoepje drink ik mijn koffie op, en schrijf nog wat in mijn dagboek. Vandaag veel zon op mijn bolletje en 61 kilometers in de benen en ik kruip in mijn holletje.
Totaal 1925 km.


Dag 23, 21 mei 2000
Na een goede nachtrust sta ik om zeven uur op, verwijdert de slakken van mijn tent en hup de tent gaat weer in de fietstas. Na een bord havermout ga ik mij wassen. Claar staat haar fiets te bepakken, ze gaat in het dorp ontbijten. Even later ben ik ook klaar voor het vertrek en ga naar de Santiagokerk om nog wat foto's te maken. Tegenover de kerk is een panaderia, waar ik mijn brood koop. Een Spanjaar kijkt tegen mij op, hij is zelf niet zo groot en vraag waar ik vandaan kom. Als ik vertel dat ik uit "Ollanda" kom, zegt hij iets in het Spaans en schud zijn hoofd.
Over de brug ga ik de stad uit. Het is koud, en de gure wind heb ik pal tegen. Na een paar kilometer doe ik mijn lange broek en mijn jack aan. Op de heuvels rondom mij taan vele windmolens. Ik voel mij nu net Don Quichotte, in gevecht tegen de wind en vooral met me zelf. De weg gaat gestaag omhoog. Ik stop bij opgravingen van een Romeins dorp, vanaf hier heb ik een schitterend uitzicht op de Hoz de Lumbier. Dit is een smalle, steile kloof. In dit gebeid komen nog gieren voor. Ik kan vanaf de afgravingen hun nesten zien liggen en beneden in het dal zie ik de gieren zweven. Dit is een schitterend schouwspel. Dit zal Youri ook wel leuk vinden. Jammer dat het nu zo koud is, dit is zo'n schitterende plek om wat langer te blijven. Twaalf kilometer na mijn vertrek begin ik aan de beklimming van de Alto Loiti, 724 meter hoog. Het is een pittige klim met een stijging van 9%. Het gaat moeizaam met de wind tegen, maar ik kom boven. Boven staan tafels en bankjes, ik zoek een plekje, een beetje uit de wind. Brood en koffie doet de inwendige mens weer goed. Ik geniet van iedere minuut, ook als het zwaar gaat, zoals nu. Dan is het uitzicht toch weer de beloning van de gedane inspanning. Met een positieve instelling kom je overal. Maar ondanks de positieve instelling krijg ik het toch koud. Snel zoek ik mijn spullen bij elkaar en ik ga naar beneden, althans dat dacht ik. De weg gaat nog omhoog ik ben nog niet op de top. Een klein stukje ploeteren en dan, ga ik er voor zitten. Alles dicht, twaalf kilometer afdalen, klein stukje klimmen en verder afdalen. Brrrr, wat is het koud. Bij Monreál passeer ik een middeleeuws kruis. Drie kilometer verder ga ik van de grote weg af en ga ik richting Puente la Reina. Na een korte klim daal ik nu af en steek de drukke weg Pamplona-Madrid over. Een klein stukje moet ik op de zeer drukke parallelweg N121 fietsen. Al snel ga ik ervan af en fiets ik door een vruchtbare vallei met wijngaarden. Vanhier stamt de krachtige Navarra-wijn.
Enkel kilometers verder verschijnt links tussen de graanvelden een hoogtepunt langs de Aragonroute: de Ermita de Eunate. Een arcade met 35 boogjes omgeeft de achthoekig kapel uit de 12e eeuw. Volgens de beschrijving zijn er invloeden van de Tempeliers aan te wijzen, maar ik zie ze niet. De kapel is open en er is een soort kerk dienst bezig. Het gezang van het aanwezige koor klinkt schitterend. Bij het huisje naast de kapel haal ik mijn stempel en ik verlaat Eunate. Vier kilometer verder ligt Puente la Reina, vanaf hier heet "de weg", de Camino Frances. Hier komt de weg over de Roelandspas bij de Aragonroute. Het wordt nu ook drukker op de weg.
Puente la Reina heeft nauwe, donkere straatjes met hoge bebouwing. Hier is nog een vleugje van de middeleeuwen blijven hangen. Ik fiets lang verschillende kerken, ze zijn allemaal gesloten. In het pelgrimskantoor haal ik de stempel. Hier in de stad zijn veel pelgrims, vele lopen nu al mank, het zal voor hen zwaar worden want het is nog ver naar Santiago de Compostela.
De brug is een oude, stenen boogbrug, ze is in opdracht van koningin Doña Mayor gebouwd om de vele pelgrims een natte overtocht te besparen. Lopend ga ik over de brug, zoals de duizenden pelgrims vroeger. Beneden aan de brug staat een groep wielrenners. Als ze mij aan zien komen met mijn zware fiets, wenken ze mij om te komen. Als ze horen waar ik heen ga, moet ik mee eten. De deuren van de volgauto gaan open en zie, er is veel brood, water, cola, wijn, dikke stukken kaas en worst. Ze geven mij een groot homp brood met een even grote stuk kaas. Deze groep komt uit Italië en is ook op weg naar Santiago de Compostela. Ze vragen of ik wijn wil drinken, ik hou mij bij een glas water. Mijn brood is nog niet op of ik krijg al weer een nieuwe aangeboden. Als ik vertel dat ik vanuit Nederland ben vertrokken, zeggen ze dat ik sterke benen heb. Een paar Italianen vinden Amsterdam een mooie stad, ze beginnen allemaal te grinniken. Ze vinden de rosse buurt zeer interessant. Sommigen drinken veel wijn, daarna is het ciau en ze gaan verder. Mijn brood eet ik op en maak nog een foto van de oude brug. Om twee uur verlaat ik deze historische stad en ga op weg naar Estella.
Als ik de oude weg N111 opdraai begin ik aan een klim van 7%, 2,5 km lang. De oude weg kruist vaak de nieuwe weg. Bij Mañeru steek ik voor de zoveelste keer de drukke weg over. Bij een oude pelgrimskruis stop ik voor een foto. Op de nieuwe weg fietst een bepakte fietser, hij ziet mij staan en steekt de weg over. Hij kijkt niet uit, een auto dendert net voor zijn wiel langs. De fietser stopt bibberen en bleek naast mij. "Dit was bijna het einde van mijn fietstocht door Spanje" zegt hij "shit, ik had hem helemaal niet zien aankomen" voegt hij er nog aan toe. Hij vertelt dat hij op 10 mei uit België is vertrokken en op 31 mei moet hij weer terug zijn in Brussel. Hij fiets voor een goed doel, aidskinderen opvang in Brussel. Soms legt hij afstanden van 200 km\dag af. We fietsen een stuk samen op, maar al snel fiets hij voor mij uit en verdwijnt snel uit zicht.
Nog één klim van 7% dan ben ik in Estella. De route gaat voor de Santo Sepulcro, met zijn geweldige voorportaal met beelden, langs. Estella is nu vooral bekend door zijn Carlistenbeweging. Begin augustus vinden er feesten plaats en is de stad getooid met de witte gewaden en de rode sjerpen en alpinomutsen van de Carlisten. Ze vormen een politieke beweging ontstaan uit een twist over de troonopvolging.
Op de camping is Claar ook al aanwezig. Het was vandaag een vermoeiende dag, ik ga douchen en bel naar huis. Marloes is blij met mijn brieven. Youri heeft gevraagd of ik al snel naar huis kom. Hij is toch een beetje uit zijn doen, nou is vijf weken natuurlijk ook wel lang. Nog twee weken dan ben ik weer thuis. Vandaag waren er veel klimmetjes, toch nog 83 kilometer gefietst.
Totaal 2008 km.


Dag 24, 22 mei 2000
Om zeven uur begin ik met mijn dagelijkse dingen, douchen, ontbijten, tent inpakken, ook in deze volgorde (meestal). Claar gaat ontbijten in de stad. Ik ga inkopen doen bij de Spar, fruit, macaroni, pinda's, brood en een chorizoworst. Het is even zoeken naar het toeristenbureau, een stukje terug en daar een stempel halen. Ik verlaat de stad door de Calle San Nicolás langs de Plaza San Martin.
Na twee kilometer klimmen ligt net buiten Ayegui aan de voet van de imposante Montejurra een van de oudste kloosters van Navarra: Sta. Mariá la Real de Irache. Het klooster ligt verscholen achter een grote wijnbedrijf. Ter compensatie hiervan kan de pelgrim aan de achterzijde hiervan gratis wijn tappen en …. rode wijn. Hier staan natuurlijk ook Nederlandse toeristen met hun auto met caravan om hun flessen te vullen met de gratis wijn.
De route blijft stijgen, ongeveer 7 kilometer lang. Het is een vrij grote weg met redelijk veel verkeer. In Los Arcos ga ik van de weg af en ga het dorpje in. Wat inhoud dat er altijd geklommen moet gaan worden, zowel stad in en stad uit. Naast een speelveld (pelote) staan bankjes, waar ik dankbaar gebruik van maak. Lekker brood met plakjes chorizoworst etend zit ik in de zon zonder herrie om mij heen. Geen afspraken, alleen maar genieten. Ondanks dat sommige dagen wel zwaar zijn is het vooral Genieten met een hoofdletter. Ik voel mij wel bevoorrecht om zoiets als dit te mogen doen. Ik voel mij gelukkig. Een boterham en wat rust doet een mens goed, ik kan er weer tegen. Het is belangrijk dat ik geregeld eet en drink.
Vanaf Torres del Rio is het weer zwoegen, het is schitterend hier, je moet er wel wat voor over hebben. Op een parkeerplaats staat een Nederland echtpaar met een caravan. Ik stap af voor een praatje en krijg direct van alles aangeboden, zo spontaan zijn de mensen onderweg. De meeste mensen zijn natuurlijk ook wel nieuwsgierig. Het echtpaar maakt een ANWB reis door Noord-Spanje en Portugal, naar Porto en via Salamanca weer terug. Ze vragen van alles over de tocht, ze vinden het nog al wat, zo op de fiets vanuit Nederland naar Santiago de Compostela.
Boven op de top, 630 meter heb ik een schitterend uitzicht. Het is warm. In de afdaling moet een paar keer stevig in de remmen in verband met de haarspeldbochten. Viana laat ik links liggen, via het industrieterrein kom ik Logroño binnen.
Logroño is de drukke hoofdstad van de Rioja. Het is nu twee uur, de winkels sluiten. Ik sta op de Plaza, het is heet hier. De kathedraal is gesloten, ik bekijk de buitenkant. Boven op de torens van de kathedraal Santa Maria de la Redonda nestelen ooievaars. Dwalend door de stad zoek ik de Santiagokerk met de pelgrimsbron. Boven de ingang staat een indrukwekkend gebeeldhouwd tafereel met St. Jacob Matamoros, de morendoder. Bij de pelgrimsbron vul ik mijn bidons en ga in de schaduw bij de bankjes wat eten. Om drie uur fiets ik de stad uit. Het voordeel van een siësta is dat het ook minder druk is de stad uit. Maar dan moet ik via een zeer drukke, zesbaansweg, op de vluchtstrook fietsen. Na 9 spannende, vreselijke dampen inademende kilometers, ga ik van de weg af en ga weer op de N120 fietsen. In Navarette moet volgens de routebeschrijving een camping zijn, ik besluit, na overleg met mijn inwendige, de camping maar op te gaan zoeken. Tegenover de kerk La Asunción staat de camping aangegeven. Linksaf, en nog twee kilometer doorfietsen. De camping is een typische Spaanse camping, caravans staan allemaal in het gelid, voortent, caravan, voortent, caravan enz. Ik krijg een plaatsje aangewezen tegenover een Engels stel met caravan. Ze zijn met de ferry vanuit Engeland naar Spanje gevaren en maken nu een rondrit door Spanje.
Onder een afdakje staan tafels en bankjes, een soort centrale barbecue plaats, hier ga ik zitten om wat te schrijven. Claar komt ook de camping op, ze zet de tent op en bied mij een biertje aan. We lopen naar de bar die zijn ze druk aan het schilderen voor het aankomende seizoen. We gaan buiten op het terras zitten een biertje drinken. Claar verteld dat er vanochtend niemand meer op de camping aanwezig was, ze heeft dus ook niet betaald. We gaan onze resten eten bij elkaar zoeken en bereiden er gezamenlijk een maaltijd. Na het eten ga ik douchen, het sanitairgebouw is volledig voorzien van marmer, zeer lux uitgevoerd. Dit verwachtte ik toch niet, meestal is het net verantwoord om je er te douchen, maar zeker geen luxe, zoals hier.
Ik heb vandaag weer 66 kilometers gesmurfd.
Totaal 2074 km.


Dag 25, 23 mei 2000
Claar is eerder weg als ik, ik zie haar nog bij de bakker. Als ik naar binnen ga, stap ik zo de bakkerij binnen. Mijn bril beslaat, een bakker stopt met zijn werkzaamheden, om mij een brood te verkopen. Waar zie je zoiets nog vandaag de dag.
Voor bij Navarette voert de weg nog langzaam omhoog door een uitgestrekt en droger landschap met wijnbouw en hier en daar wat bos. Over de top heen daalt een rustige weg langzaam. Het blijft heuvelachtig - ik val waarschijnlijk in herhaling - maar dit is wel zo mooi. Dit is vele malen mooier dan door de bossen van Les Landes, ondanks dat dit wel zwaarder fietsen is.
In Nájera ga ik nog inkopen doen in een plaatselijke automacado. Tegenover het klooster van Sta. Elena neem ik de alternatieve route naar San Millán. De weg gaat door het glooiende landschap, af en toe lijkt het een beetje op Ierland, zo groen. Op de achtergrond de besneeuwde top van de San Lorenzo, een plaatje.
Aangekomen bij San Millán ga ik naar het Monasterio de Yuso. Bij het bijbehorende toeristen informatie balie vraag ik een stempel, ik blijk bij het klooster te moeten zijn. Ik meld me bij de ingang van het klooster en krijg de gevraagde stempel. Ik vraag of het klooster ook te bezichtigen is en ja hoor het kan. Onder begeleiding van een Duitstalige Augustijner broeder, samen met een Duits echtpaar krijg ik een rondleiding door het kloostercomplex.
Er is een oude bibliotheek met grote boeken, vol geschreven met Gregoriaanse gezangen. De boeken zijn 60 tot 70 cm groot, een boek weegt 22 kilo. Het zwaarste boek weegt 100 kg. De monniken hebben met grote letters geschreven, zodat alle monniken die om het boek heen stonden de tekst ook goed konden lezen. In een grote zaal waren veel schitterende schilderijen te zien, waarvan vele door Vlaamse meesters waren geschilderd. De aanwezige plafondschilderingen zijn nog origineel en in een zeer goede staat. Dit komt mede door de vloer van albast. Het orgel is ook typisch Spaans, met z'n horizontale orgelpijpen. Broeder Alfons laat ons, bij hoge uitzondering, een kapel zien. Dit gebeurt normaal niet omdat de groepen dan vaak te groot zijn. In deze kapel staat een zilveren relikwiehouder, ingelegd met uit ivoor gesneden afbeeldingen uit het leven van San Millán. Bij de uitgang koop ik nog een paar ansichtkaarten. Het hogerop gelegen klooster Monasterio de Suso bezoek ik niet en ga op weg naar Santo Domingo de la Calzada. De weg erheen is schitterend, gewoon ontroerend, dit komt denk ik ook door dat ik zo intens geniet van de gewonen dingen die ik onderweg zie. Santo Domingo de la Calzada is van oudsher een belangrijke pleisterplaats aan de camino. Het stadje dankt zijn ontstaan aan de monnik Sto. Domingo. Hij legde op dit traject een weg aan, bouwde een brug met 24 bogen over de Rio Oja en ook nog een onderkomen voor rust en verzorging van de pelgrims. Het stadje kom ik binnen via de Calle Mayor, ik ben vroeg, eerst ga ik de kathedraal van buiten bekijken. Binnen in de kathedraal kan ik tot een hek lopen. Vanaf hier zie ik de levende kip en een haan - van de meest legendarische en bekende vertellingen langs de camino - in een hok.
Uit Duitsland kwamen een vader en een moeder met hun zoon op pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. In een herberg in Santo Domingo de la Calzada zouden ze de nacht doorbrengen. De dochter van de waard werd op slag smoor verliefd op de mooie blonde Duitser. Omdat hij echter, als vrome pelgrim, geen acht op haar sloeg, besloot ze zich te wreken. 's Nachts stopte ze de zilveren drinkbeker van haar vader in de reiszak van de jongen. Voor dag en dauw trokken de pelgrims de volgende dag verder. In de loop van de ochtend zocht de waard tevergeefs zijn beker. De pelgrims werden door de dochter verdacht gemaakt en onmiddellijk achtervolgd. De pelgrims werden terug naar de stad geleid en de rechter sprak over de jongen het doodvonnis uit: hij zou onmiddellijk worden opgeknoopt.
Na afloop van de terechtstelling dwaalden de ouders bedroefd door de straten en besloten hun tocht naar Santiago de Compostela voort te zetten. Nog even wilden ze voorbij het galgenveld gaan om hun zoon een laatste groet te schenken. Groot was hun verbazing toen ze daar hun zoon levend aan troffen. Hij riep hen toe dat iemand een hand onder zijn voeten hield zodat de strop om de hals hem niet deerde. De ouders spoedden zich terug naar de rechter. Het was intussen middag geworden en ze troffen hem aan tafel. Aan het spit braadden een haan en een hen. Bij het horen van het relaas kon de rechter zijn oren niet geloven en riep uit dat er van het vertelde geen woord waar kon zijn. Meer nog, hij merkte spottend op dat de jongen man zo levend was als de haan en de hen aan het braadspit. En toen gebeurde het: de vogels vlogen van de braadspies en fladderden kakelend alle kanten op. Iedereen snelde naar de galg en kon vaststellen dat Santo Domingo een mirakel had verricht. De jonge man was gered, de heilige werd bedankt en de dochter van de waard moest de dood aan de galg sterven.
Ter gedachtenis aan dit wonder verblijven in de kerk nog steeds een witte haan en hen.
In de kerk is ook de graftombe van de heilige te bewonderen. Ik fiets nog wat rond door het stadje en ga in een parkje zitten om wat te schrijven, eten en drinken. Ondertussen denk ik moet ik niet meer opschrijven dan wat ik zie en doe, maar de rest is alleen maar een, hoe saai het ook klinkt, een jubelstemming. Alleen in Les Landes was ik somber, voor de rest eigelijk niet. Ik ga terug naar de kerk en zie, ja ik zie het goed, daar zit Philibert. Als ik zijn naam roep kijkt hij verbaasd op Hij is blij mij weer te zien. Het enige wat hij kan zeggen is "Mien jong, mien jong". Katrien komt er net aanlopen en kus, kus en kus, ze is ook blij mij weer te zien. Het doet mij goed hen weer te ontmoeten. We kletsen nog even bij en spreken af dat we elkaar op de camping van Bañares vanavond zullen ontmoeten. Zij gaan nu een klooster bekijken, ik ga het museum bekijken. Vanuit het museum kan je ook in de kerk. Wat een pracht in praal hebben de kerken hier, dit hebben we niet in Nederland. Hier zijn ook schilderijen van Hollandse en Vlaamse meesters te bewonderen. De haan kraait in de kerk. Bij de balie koop ik nog enkele ansichtkaarten. In de kerk is het te donker om te fotograferen, de flits mag niet gebruikt worden. In de namiddag ga ik opzoek naar de camping. In eerste instantie kan ik de weg naar Bañares niet vinden, na een rondje stad sta ik weer op hetzelfde punt. Dan maar langs de grote weg en de afslag Bañares nemen. In het dorp staat een bordje met een verwijzing naar de camping, maar waar ik ook kijk ik zie geen camping. Een señor wijst mij de weg, maar ik begrijp hem niet. Alleen "het dorp uit en bij het laatste huis" dat begrijp ik. "Ik ga gaat je wel voor" zegt hij en stapt in zijn auto. Ik probeer hem te volgen over het slechte wegdek. Gelukkig moet hij stoppen zodat ik weer wat op hem inloop. Bij een splitsing blijft hij staan en wijst naar de bomen in de verte, "daar is de camping" zegt hij. Nadat ik hem bedankt heb ga ik het pad op vol met gaten en grote stenen. Bij de camping wordt de weg nog slechter, ik ben aan de achterkant van de camping. Aan deze zijde is geen doorgang te vinden, ik word teen beetje moedeloos en ga een nog veel slechtere pad naast de camping maar in. Deze weg komt uit bij een vangrail, verderop is geen vangrail meer en duw mijn fiets naar boven. Zie, daar staat ook een verwijzing naar de camping. Ik steek de weg over en fiets naar de camping. Al met al heeft dit meer dan een uur gekost. Philibert en Katrien zijn er ook net. De tenten zetten we naast elkaar op. We hebben elkaar veel te vertellen. Ze hebben voor morgen Burgos als eindpunt met een rustdag in Burgos gepland. Dit komt mooi overeen met mijn planning. We spreken dan ook af dat we op de camping in Burgos gaan staan en een keer samen gaan eten.
Om 21.00 uur word ik gebeld door Marloes. Thuis gaat alles zijn gangetje. Youri moest gisteren huilen omdat het zolang duurt voordat ik terug kom. Hij komt net uit zijn bed en we praten wat, en moet alweer huilen. Youri kan moeilijk de tijd van 5 á 6 weken inschatten. Als ik thuis ben dan maak ik het wel goed met hem. Vrijdag bellen we weer.
Totaal 2151 km.


Dag 26, 24 mei 2000
Na het gezamenlijk ontbijt neem ik afscheid van Katrien en Philibert. We zullen elkaar in Burgos weer zien. In het stadje vind ik geen panaderia en ik ga zonder brood op weg. Het is nog fris vanochtend, ik fiets met mijn fleece trui aan, maar fiets wel al met mijn korte broek. De route voert opnieuw door een groen landschap met nog steeds de toppen met sneeuw op de achtergrond. Onder het fietsen moet ik aan thuis, aan Youri denken, ach het mannetje heeft het zo moeilijk. Ik zit daar wel mee, maar ik moet eerst naar Santiago de Compostela voordat ik naar huis ga. Volhouden Youri ik ben onderweg.
De weg gaar geleidelijk aan naar boven, dus gewoon doortrappen en niet freewheelen. In Belorado koop ik kaas, worst en koffie van een plaatselijke schone, in de supermarkt. Bij de panaderia koop ik nog brood en drie donuts. Op de Plaza Mayor ga ik wat eten. Het is een mooi plein, omgeven met arcaden.
Vanaf Tosantos gaat de weg echt stijgen, langzaam kom ik boven. Het kost veel energie, maar dit is zo mooi. Bij iedere bocht een ander panorama. Vlak voor Villalomez bereik ik de top en vanaf hier is het afdalen. Ik passeer een zink groeve, wat een stof en lawaai. Restanten van de groeve wordt aan de andere kant van de weg zo het ravijn in geschoven. Leve de Europese milieuregelgeving. De zinkgroeve grenst aan een dorpje. Ook dit dorpje ligt onder een dikke laag stof, waarschijnlijk wonen hier alleen maar mensen die ook in de groeve werken. Als ik de afslag neem naar Barrios de Colina heb ik een straffe wind tegen. Het voordeel dat de weg daalt is tenietgedaan door de wind, nu moet ik zwoegen tot aan Burgos. Onderweg ga ik in de berm liggen om bij te komen, bovendien moet ik mij voorzien van nieuwe energie in de vorm van eten en drinken. Het is zwaar werken zo tegen de wind in, het zit niet mee. Ik kan merken dat ik aan een rustdag toe ben. Net voor Burgos ga ik de grote weg op, dit is niet leuk fietsen. Ongeveer 12 kilometer herrei en veel vrachtverkeer. In Burgos ga ik op zoek naar de camping. De camping municipal is zo gevonden. Om vier uur staan mijn tentje, bij de receptie haal ik een muntje voor de wasmachine. Hier hebben ze geen zeeppoeder. Dan vraag ik maar aan mijn overburen, uit Limburg of ze zeeppoeder bij zich hebben. Dat hebben ze bij zich, ik krijg bovendien een biertje aangeboden. Het echtpaar vertelt dat hun auto stuk is, motorblok is de soep (zonder balletjes) gedraaid onderweg. De auto gaat nu retour Nederland. Dit doet mij denken aan het liefelijke plaatsje Arras in Frankrijk, waarom zou dat zijn? Ze wachten nu op vervangend vervoer, die zal naar alle waarschijnlijkheid vrijdag gebracht worden. De man zat toch even in een dip toen het gebeurde.
Als ik de was in de machine zit ga ik zelf ook lekker douchen, heerlijk. Philibert en Katrien zijn nog niet gearriveerd, het kan zijn dat ze naar de eerste camping, net voor Burgos zijn gegaan. Waarschijnlijk zie ik hun morgen wel in de stad. Vanavond eet ik tortellini met tomaat. Om halfelf luister ik naar de radio, Madrid is kampioen geworden. Vandaar waarschijnlijk het knallen van vuurwerk in de stad.
Vandaag veel geklommen en 90 kilometer gefietst.
Totaal 2241 km.


Dag 27, 25 mei 2000
Om acht uur uit bed, na het wassen brood gehaald. Tegen een boom zittend ga ik lekker in de zon ontbijten. Het is rustig op de camping, ik eet mijn brood met worst en drink een heerlijke kop thee. Lekker relax vandaag, geen tent opbergen. Straks ga ik de stad in, maar eerst haal ik de tassen van de fiets en ruim ze opnieuw in. Wat komt er een rommel uit de tassen tevoorschijn. Mijn fotorolletje heb ik terug gevonden, ik dacht dat ze op waren.
De buurvrouw nodigt mij uit voor een kop koffie in de caravan "dan kan je ook even zitten "zegt ze. In de caravan kletsen we wat over het reizen en het caravannen. Na het tweede bakkie stap ik op en ga naar het postkantoor "Correos". Ik ben wel benieuwd of er post is. De fiets zet ik in het portaal van het postkantoor, eerst wat trappen op en dan zet ik de fiets op slot bij het raam. Aan de señora bij de balie "Lista" zeg ik "Buenos días, señora. Hay alguna kárta para mi en Lista de Correos?" Zo heeft het niet waarschijnlijk niet geklonken, ik laat haar maar de Spaanse zin lezen, zo krijg ik toch nog drie poststukken. Een grote enveloppe van Marloes, één van Ineke en Bert en één van Rob en Joke. Bij de brief van Marloes zitten gelukkig ook de twee tickets voor mijn terugreis. De kaarten zijn hartstikke leuk en lief. De reis tot nu toe is al rijk aan momenten van rust, bezinning en ontmoetingen waar ik nog vaak aan terug kan en zal denken.
Bij de kathedraal bel ik Bert, hij is vandaag jarig. Zaterdag viert hij zijn verjaardag, ik doe de groeten aan iedereen.
Op zoek naar de ingang van de kathedraal zie ik Philibert en Katrien, ze staan inderdaad op de andere camping. Wij maken foto's van elkaar en geven elkaars adressen. De foto's zullen we uitwisselen. We gaan samen een kop koffie drinken. Even later komt Johan, een wandelpelgrim uit Belgisch Limburg bij ons zitten. Hij vertelt hoe het hem is vergaan. Philibert past op mijn fiets als ik de kathedraal ga bezoeken voordat het sluit.
Wat een pracht en praal, ook hier weer veel goud en zilver. Hier staat ook een grote, oude processiewagen met veel zilverwerk. Een groot deel van de kathedraal is afgesloten door middel va neen hek. Een bode maakt het hek van het koor voor mij open en doet het licht aan. Wat een prachtige schilderijtjes tussen al dat goud. En de banken wat een schitterend houtsnijwerk. Na een tijdje gaat het licht uit, ik ga weer naar buiten.
Philibert en Katrien zitten nog samen met Johan op het terras. Als ik er bij kom zitten bestelt Philibert koffie en een broodje voor mij. Johan vertelt dat er in een refugio weinig privacy is en dat sommigen al om 04.00 uur aanstalten maken om te vertrekken. Hij maakt nu gebruik van kamers bij particulieren of boven een winkel of café.
Aan de ander zijde van het plein zit een pelgrim op een bankje, het is een fraai gemaakt kunstwerk. Johan gaat naast hem zitten en Philibert maakt een foto van hen beiden. De pelgrim zet ik alleen op de foto. Johan vertrekt weer, Philibert en Katrien gaan met de bus terug naar de camping. We zien elkaar waarschijnlijk nog in Santiago de Compostela, op de camping municipal.
Ik ben weer alleen in de stad. Bij een geld automaat kan ik nog maar 25 gulden opnemen, het geld is nog niet bijgeboekt. Terug op de camping zie ik dat de buren hun vervangende auto hebben gekregen, ze gaan morgen op weg naar Salamanca. Mijn route beschrijving voor de rest van deze week lees ik door. Het wordt nog een zware laatste week. Tegen vijf uur ga ik op zoek naar een supermarkt en een bank, nu met mijn andere pasje bij me. Ik moet toch nog geld halen, morgen de camping afrekenen 2000 Pst. (l. 27,-). Er zijn volgens mij alleen maar banken hier in het centrum. Één van hen is de gelukkige, want die zoek ik uit om geld te halen. Via een omweggetje ga ik weer terug naar de camping, geen winkel gevonden. Mijn voortassen hang ik weer op en ruim wat losse spullen in de tent wat op.
Het restaurant op de camping ziet er goed verzorgt uit. Ik zoek een plaatsje op bij het raam en bestel een omelet met garnalen en champignons, een salade mix en een filét de Veau. Bij het menu krijg je in Spanje altijd brood en een fles wijn. Als toetje kies ik voor ijs en koffie na. Alleen eten is niet zo gezellig, de bediening hier is zo snel dat ik al na een uur weer buiten sta.
Naast mijn tent staan nu nog drie andere tenten, Nederlanders ook op weg naar Santiago de Compostela. Ze hebben over Vezelay en Roncesvalles gefietst.
Ik ga slapen, zo'n dag in de stad is vermoeiende dan een dag fietsen, geef mij maar een dag fietsen. Volgens mij ben ik klaar voor morgen.
Totaal 2241 km.


Dag 28, 26 mei 2000
Zeven uur journaal en het weerbericht geluisterd: Noordwest Spanje bewolkt 18ºC en af en toe een bui. De rekening van de camping ga ik betalen en ga direct brood halen. Mijn havermout is op en ik heb nog geen vervanger. De buurman komt een kop koffie brengen terwijl ik mijn brood zit te eten. De St. Jacobus is zijn patroon heilige. We wensen elkaar een goede reis en gaan op weg. Zij gaan met de auto naar Salamanca en ik op de fiets naar Fromista.
Om Burgos te verlaten kan ik op het fietspad blijven, zo kom ik bij het grote Hospital del Rey. Dit is een voormalige pelgrims hospitaal uit de 12e eeuw, nu is het een deel van de universiteit van Burgos. De deuren van het kerkje zijn gemaakt van walnotenhout met mooie houtsnede van een groep pelgrims. Hier zie ik nog een fietser, het blijkt een Australiër te zijn op weg naar Santiago de Compostela.
De route klimt nu gestaag tot op de glooiende hoogvlakte van Spanje, de Meseta, waar het zeker zomers behoorlijk warm kan zijn. Eindeloze graanvelden en dorre vlakten reiken dan tot aan de horizon. Het gebied wordt de Tierra de Campos genoemd. De fietser vormt in deze uitgestrektheid een nietig stipje dat langzaam vordert langs kleine dorpjes, verzonken in het land. Tijdens een beklimming zie ik voor mij twee bekenden fietsen, Philibert en Katrien. Als ik naast hun fiets zijn ze verbaasd om mij te zien. W fietsen samen een stukje op, ik fiets te snel voor hen. Ik ga alleen verder, zij gaan vandaag niet zover. Katrein heeft het moeilijk vandaag.
Zo fietsend door de heuvels dwalen mijn gedachten af naar huis, ik mis ze. Ik let denk ik niet zo goed op, want ik mis de afslag naar Yudego, dat blijkt achteraf. Terug gaan doe ik niet, ik bekijk de kaart en zie dat de route verderop in Castrojeriz weer aansluit op de juiste weg. En zo fiets ik langs een kasteel die ik anders gemist zou hebben. Zo hoort een kasteel er ook uit te zien compleet met kantelen. Verderop, voor mij, zie ik nog iemand fietsen, misschien ook niet op gelet. Bij een splitsing stop ik naast hem, het is de Australiër die de route vanaf St. Jean de Port fietst. Hij heeft een andere route beschrijving. Samen fietsen we verder naar Villasandino, hier is een oude brug met er naast een kerk. Een schitterend gezicht, naast de brug ga ik eten. De Australiër gaat door. Door 'fout' te fietsen zie je toch ook leuke dingen. De laatste tien kilometers naar Castrojeriz gaan tegen de wind in. Het gaat nu niet snel, maar moeizaam. Net voor Castrojeriz staat een ruïne van een Tempelierburcht op de top van de heuvel, het dateert waarschijnlijk uit de 8e eeuw en is getuige geweest van enkel veldslagen tegen de Moren, die zich op de vlakte afspeelden.
De weg gaat weer verder, eenzaam ben ik hier op deze vlakte. Het is hard werken tegen de wind in, ik haal maar net 12 km\uur. Na een uur beulen kom ik bij de Rio Pisuerga, hier ligt een mooi middeleeuws brug met negen bogen. Naast de weg staat een kapelletje op de plek waarin 1174 een pelgrimshospitaal heeft gestaan. Naast het kapelletje ga ik even zitten om wat te eten en te drinken.
Verder ga ik, zwoegen tegen de elementen, maar nu aangevuld met regen. Via Boadilla, waar naast de kerk van Santa Mariá een opvallende gotische zuil uit de 15e eeuw van de wereldlijke macht staat, kom ik aan in Frómista het eindpunt voor vandaag. Net voordat ik Frómista indraai zie ik een oude sluis complex van de canal de Castillo etappegewijs boven elkaar. De muren lopen enigszins gebogen om de druk te weerstaan. In Frómista is geen camping meer, dus nog maar 20 kilometer verder zwoegen.
In Villacázar de Sigra staat de enorme Santa María la Blanca, gebouwd door de Tempeliers in de 13e eeuw. Het portaal heeft zeer mooi beeldhouwwerk. Ik fiets nu al vanaf Frómista op een apart fietspaadje. Het is een nogal hobbelige pad en om een aantal meters staan paaltjes waar ik mijn fiets tussendoor of eromheen moet manoeuvreren. Op deze manier heb ik al mijn aandacht nodig bij het fietsen, het fietst niet echt ontspannen.
Om halfzeven om ik aan in Carrión de los Condes. Een half uur later staat mijn tent op een sobere camping, ik heb de tent maar ergens opgezet de eigenaar was nergens te zien. Er staat nog een Frans echtpaar met hun tent. Als ik mijn eten net op heb begint het te regenen, ze zijn hier niet zuinig met de druppels. Na deze plensbui ga ik afwassen en een kop koffie zetten.
Ik bel naar huis, Yannick is naar een feestje. Youri vertelt over zijn topo en over zijn entreetoets. Vanavond heeft hij frietjes gegeten. Snel zien we elkaar weer terug, ik ben nu vier weken onderweg, het lijkt wel een eeuwigheid. Welterusten ik ga slapen na 104 kilometers, dit waren er meer dan gepland en dat met die wind.
Totaal 2345 km.


Dag 29, 27 mei 2000
Ik heb gisteren een havermout vervanger gevonden, McBrain van Kellogs. Het smaakt wel redelijk, maar het ziet er niet uit. Ik voel mij beter dan gisteren ondanks het nu koud is. Wat belangrijker is er is nu geen wind. Heerlijk, het gaat nu snel langs de N120 waarop bijna geen verkeer is. Onderweg kom ik niet zoveel dorpen meer tegen. Mijn gedachten dwalen af naar mijn werkplek hoe zal het daar zijn? Maar ik wil helemaal niet aan mijn werk denken, vlug aan iets anders denken, het lukt. Vanochtend heb ik nog geen brood gekocht, dan maar een pak kaki's van de Zwerfkei aanbreken. Lekker met jam. Overal doe ik nu jam op, heerlijk alleen zo gaat het wel snel met de jam. Een beker melk erbij, ik heb de aangebroken pak melk toch maar meegenomen. Gelukkig is het een afsluitbare pak.
In het dorp Sahagún ontmoet ik de Australiër weer, hij is opzoek naar een brievenbus. Bij een delicatessenzaak koop ik brood en koekjes. Bij de oude poort drink ik mijn melk op en eet brood met jam. Op de torens zitten ooievaars. Na Sahagún trek ik verder over het fascinerende hoogland, uitgestrekt en verlaten op dromerige dorpjes na, waar het gejaagde leven aan voorbij gaat. Vroeger moesten de pelgrims hier oppassen voorde wolven. Bij Calzada del Coto ga ik het speciale pelgrims fietspad op. Langs het pad zijn boompjes gepland. Hier op de Tierra de Campos is het zwaar voor de wandelaars, er zijn geen voorzieningen, alleen wind, zon of de kou en regen. Maar ik ben op de fiets, lekker weertje, zonnetje komt er door. Het is heerlijk. Het heeft hier gisteren wel geregend getuige de kuilen vol met water. Het is een verlaten oord, lege huizen, lege schuren, alleen een schaapsherder met zijn kudde loopt hier nog. De groepjes wandelpelgrims, gestart in Sahagún, lopen vandaag naar Mansilla de las Mulas en van daar maken ze weer een sprongetje over de Meseta. Onderweg stop ik een paar keer bij één van de vele bankjes langs het pad, om te eten en drinken en te genieten van de omgeving. De bermen zijn zo mooi, veel bloeiende bloemen.
Vroeg in de middag kom ik aan in Mansilla de las Mulas. Op het plein staat een mooi beeld van rustende pelgrims, ik ga er naast zitten en maak een foto. Na even zoeken vind ik de camping, gesloten met een hoge hek eromheen. Op mijn route beschrijving staat de volgende camping aangegeven over 54 kilometer, dat is mij te ver. Ik ga terug naar het dorpsplein, lekker in de zon zitten ga ik in mijn dagboek schrijven. Ik ga nog wel bij de refugio kijken, die stroomt ook al aardig vol. Veel bedden zijn al bezet. De fietsende pelgrim mag pas om 19.30 proberen of er nog plaats is. Dit wordt mij te laat en het is heel waarschijnlijk dat er geen plek voor mij is, gezien hoeveel wandelaars nog onderweg zijn. Bij de supermacado doe ik mijn boodschappen en ik fiets naar een picknickplaats net buiten het dorp. Daar bereid ik mijn eten, een salade van ijsbergsla en olijven. Als warme hap heb ik macaroni met een restje bonen van gisteren. Na de afwas ga ik opzoek naar een kampeerplekje. Een stukje verder op in het bos vind ik een geschikte plek. Zet mijn tent op en zie dat er nog meer mensen, met campers, tevergeefs bij de camping aankloppen. Om halfnegen ga ik in mijn tentje liggen om wat te schrijven en naar de radio te luisteren. Het was vandaag een eenzame dag zonder ontmoetingen, de ontmoetingen helpen je vaak aan nieuwe energie. Vandaag zijn er 87 kilometer aarde onder mij doorgegaan. Ik ga slapen, ik ben moe, misschien wel van al de indrukken die ik onderweg opdoe.
Totaal 2432 km.


Dag 30, 28 mei 2000
Om halfzeven ben ik wakker, ik heb heerlijk geslapen in het bos. Het is rustig hier, ik hoor alleen de vogels. Het is koud vanochtend, na het aankleden ruim ik de tent op. Ik ga weer ontbijten aan de een van de picknicktafels. McBrain met jam gaat er in als pap.
Terug in het dorp Mansilla de las Mulas ga ik naar het pleintje met de standbeelden. Hier is een watertappunt om mijn bidons te vullen. Tot nu toe is het nog geen probleem geweest om mijn watervoorraad op peil te houden. De route gaat onder León door, er is wel een alternatief naar León maar die laat ik onbenut. Het is een beetje saai fietsen, met af en toe een lichtpuntje, een mooie berm of een leuk dorp of kerkje. Bij Villagallegos ga ik van de route af richting Sta. María del Páramo, want ik moet nog brood kopen. In het eerst volgende dorp, Bercianos del Páramo zie ik al een panaderia. Bij de bakker, een heel vriendelijke man koop ik een brood en chocoladebroodjes en betaal 200PSt. (fl.2,64). Op het plein in het dorp eet ik een chocoladebroodje en een stukje brood met jam.
Via een lange rechte weg kom ik aan in Hospital de Orbigo met zijn lange brug met 18 bogen. Midden op de brug staat een gedenksteen aan de ridder Don Suero, die voor zijn geliefd andere ridders uitdaagde. Ik loop het stadje in om mijn Credential te laten stempelen bij de Nederlandse refugio. Op een bankje zit een Nederlands echtpaar brood te eten. Het blijken Nico en Gerdy te zijn, leden van het Genootschap en kennissen van Chris. Het echtpaar had ik ook al in Putten ontmoet bij de jaarsvergadering. Ze zijn uit Gibraltar vertrokken om via de Ruta del plata naar Santiago de Compostela te fietsen. Nu zijn ze op de terugreis naar Nederland. Ze geven mij een tip om in de refugio van Murias te overnachten, daar is het veel rustiger dan in Astorga. De sleutel kan ik ophalen op nr. 17 een straatje terug. Ze wensen mij een bon Camino en ik hun een goede reis terug naar Nederland. We zien elkaar waarschijnlijk wel in Schoorl bij de volgende jaarvergadering.
Ik ga de refugio binnen om te stempelen, hier is het zelfbediening en ik tref de eigenaar niet aan. De route gaat via een kleine weg naar Astorga. In Veguellina de Orbigo treedt een doedelzakband op. Op heet plein stop ik om te kijken, direct komt er een man naar mij toe en vraagt waar ik vandaan kom. Als ik zeg dat ik uit Ollanda kom vertelt hij dat hij 35 jaar in Rotterdam heeft gewerkt. Telkens zegt hij het rijtje Amsterdam, Rotterdam en Den haag op gevolgd door de dagen van de week. Ik krijg de indruk dat dit zijn hele Nederlandse woordenschat is. Hoezo ingeburgerd in 35 jaar. Als hij mij een hand geeft ter afscheid zegt hij "welterusten".
Een Duits echtpaar heeft het tafereel gevolgd en komt naar mij toe. Ze zijn ook op weg naar Santiago de Compostela. Ze zijn al 10 jaar bezig om vanuit Köln naar Santiago de Compostela te reizen. Soms fietsen ze een stukje, soms wandelen ze een stukje. Om gezondheidreden zijn ze er vijf jaar tussenuit geweest. Ook zij wensen mij een Bon Camino.
In Astorga moet ik omhoog de stad in lopen, dit is niet te fietsen. Bij de kathedraal staan twee agenten, ik vraag of hier ook een camping is, volgens de agenten is er geen camping. Voor de zekerheid vragen ze het nog even na. Nee, er is geen camping meer hier. Dan overnacht ik maar in de refugio waar Nico en Gerdy vol lof over waren.
In de kathedraal is een tentoonstelling. Ik zoek een plekje voor mijn fiets, ik vraag aan de suppoost of mijn fiets naast hem mag staan. Hij vindt het prima. Schitterende voorwerpen, oude boeken en religieuze beelden, indrukwekkend. Bovendien kan ik ook zo het interieur van de kathedraal bezichtigen, schitterende koorbanken met fraai houtsnijwerk. Wat een pracht en praal, dit alles voor het geloof. Buiten maak ik nog een foto en ga met de fiets naar de Palacio van de architect Gaudi, die ook in Barcelona veel heeft nagelaten. Het is gemaakt van licht grijze stenen, het vormt wel een mooi geheel. Maar naast de kathedraal staat het toch wel wat contrasterend.
Het is maar een klein stukje naar Murias de Rechvaldo, maar wel in de regen. De refugio is gesloten, maar op nummer 17 kan ik de sleutel halen. Morgenochtend moet ik de sleutel terug brengen, ik betaal nu ook mijn 300 Pst. Ik schrijf mij in, in het register en zie dat Reini en Henk (uit Zwolle) hier de 23 mei hebben overnacht, ze gaan wel iets sneller dan ik. Een refugio helemaal voor mij alleen tot nu toe. Eerst ga ik douchen, het is heerlijk mijn haar weer eens lekker wassen. De vermoeidheid spoelt samen met het vuil van mij af. Ik voel mij direct al een stuk opgeknapt. Het laatste stuk brood eet ik samen met een beker soep op. Ondertussen schrijf ik in mijn dagboek en leg de telefoon aan de lading. Om halfzeven ga ik mijn eten koken, macaroni en ijsbergsla met tomaat.
De deur gaat open, een jonge vrouw stapt de kamer binnen, ze is een wandelpelgrim. De refugio in Astorga vond ze maar niets en is toch maar doorgelopen naar hier. We eten samen en wisselen ervaringen uit. Ze komt uit Duitsland, ze vertelt dat ze een studie onderbreking heeft. Ze wil van studierichting veranderen, ze volgt nu een theologiestudie, maar dat bevalt haar niet zo. Na het eten gaat ze naar buitenom op een blokfluit te spelen en ze gaat zachtjes zingen.
Zo'n refugio is leuk, even niet de tent opzetten en morgenochtend niet afbreken, De telefoon is opgeladen, even een sms berichtje sturen naar Ron. Aan pa Van Maaren geef ik via een sms-bericht door waar ik ben. Het eind komt in zicht, nog een paar dagen. Waarvan zeker twee zware dagen. Morgen de Iragopas (cruz de Ferro) met een hoogte van 1500 meter en overmorgen de Alto Poio en de Cebrero van 1330 meter. Ik ga slapen, vandaag waren het er toch maar weer 87 kilometer.
Totaal 2519 km.


Dag 31, 29 mei 2000
Om zeven uur sta ik naast mijn bed, even later zit ik aan mijn McBrain met een kopje thee. Ook hier kan ik goed op fietsen, maar havermout vind ik toch lekkerder. Het Duits meisje is ook al op. Ik bepak mijn fiets, neem afscheid van mijn mede bewoner en ga op zoek naar een bakker. Bij een bar in het dorp ga ik brood kopen en twee chocoladerepen voor onderweg. Het gaat gelijk omhoog. Het eerste gedeelte gaat nog langs een brede weg, maar al snel moet afslaan, smal pad leid naar El Ganso. Voorbij El Ganso ontmoet ik een Duitse wandelpelgrim, een heel enthousiaste man. Hij zal mij noteren in zijn dagboek als een pelgrim, helemaal vanuit Nederland gefietst en nog steeds fit en een goed humeur.
De route is mooi, leuk om weer eens wat te doen. Al die afwisselingen en klimmen en dalen is véél leuker dan het fietsen door Les Landes of de Meseta. Hier moet je geduld hebben om boven te komen, zeker met deze wind. In Rabanal del Camino vraag ik aan een Nederlander, Toine, een fietspelgrim uit een dorpje vlak bij Eindhoven of hier ook een barretje is. "Iets verder het dorp in is een hele leuke bar" verteld hij. In de bar drink ik een mayor café con leche en erbij neem ik een soort brood met pizza vulling. Lekker, zowel de koffie als het broodje. Even stempelen en dan echt aan het werk. Want na Rabanal klimt de weg gestaag voort naar Foncebadón Het berglandschap wordt nu veel kaler: slechts kleine stuikjes en vooral heide en spichtig gras. Het gaat nu 8% omhoog, 6 kilometer lang, iedere kilometer stijg ik dan 80 meter. De wind suist om mijn horen, ik hoor de auto bijna niet aankomen. Ik fiets nu ook in flarden mist. Onderweg naar boven komen songteksten in mij op, blowing in de wind vervaagt en hoe sterk is de eenzame fietser komt op gevolgd door de trein naar het westen. Ik probeer nog te dichten over de Weg, maar de dichtregel waaien weer weg. Ondertussen stijg ik steeds hoger, het gaat niet snel. Het is nog steeds leuk, maar tegelijkertijd afzien. Ondanks de laaghangende wolken en harde wind tegen heb ik tijd om, om mij heen te kijken. De top waar ik heen moet is nog niet zichtbaar, af en toe is er de zon en ik zie dan de omgeving, schitterende vergezichten. In Foncebadón woont in de zomer alleen nog de schaapherder, maar in de winter zijn sneeuw en ijzige kou alleenheersers op deze hoogte. Voorbij Foncebadón wordt het menens, 12% iedere kilometer fietsen gaat heet 120 meter naar boven. Het gaat steeds langzamer, de snelheid daalt naar 6 km/uur. Langzamer gaat bijna niet. En dan, uit het niets de Cruz de Ferro een magisch moment op mijn reis, nog 100 meter, nog 50…. , nog 10... ik ben er. Ik stap af naast het monument. Ik sta alleen boven. In al zijn eenvoud vormt het een indrukwekkend, eeuwenoud monument op een markant punt van de route. Dit is een bemoedigende teken dat ik Santiago de Compostela zal halen.
In mijn stuurtas zitten twee kleine steentjes, van Yannick en Youri gekregen. Deze steentjes leg ik op de top van de steenhoop, aan de voet van de mast, zoals de vele duizenden pelgrims al eeuwen voor mij al deden. Met dit gebaar markeer ik een mijlpaal voor mij op deze tocht en misschien wel een mijlpaal in mijn leven.
Een man en een vrouw arriveren met de auto boven, het zijn de president en de secretaris van het franse genootschap van de Chemin de St. Jacques. De secretaris maakt een foto van mij met de steenhoop. Een korte afdaling in de volgende klim van 12 % begint alweer naar de Iragopas (1500m). Het klaart een beetje op. Langzaam, ja nog langzamer dan op de Cruz de Ferro, nu haal ik maar net de 5 km/uur. Maar ook hier geld de aanhouder wint. Ik ga naar beneden, aan deze zijde is het weer al veel beter. Afdalen is geweldig, de remblokjes maken overuren, ik moet af en toe flink in de remmen. De snelheid loopt op tot ongeveer 50 km\uur, ik vind dit hard genoeg. Vanaf deze hoogte heb ik een schitterend uitzicht op de vallei van de Bierzo met de stad Ponferrada. Op de achtergrond doemen de bergen van Cebreiro op, die ik morgen zal passeren. In El Acebo heeft de tijd stilgestaan. De boeren vervoeren alles nog met ossenwagens, een keienstraat is de hoofdstraat de zijwegen zijn zandpaden, houtenhuisjes met overhangende balkons, heel mooi, pittoresk, maar wat een armoede. Op de keienstraat breekt mijn stuurtashouder af, met één hand de tas ondersteunen en met de andere hand sturen. Bij het monument van de verongelukte Duitse pelgrim stop ik even. Deze pelgrim had waarschijnlijk ook z'n redenen om op weg te gaan en dan eindig je zo ongelukkig hier. Hier bij het monument repareer ik mijn stuurtas, met riempjes zet ik de tas vast aan het stuur. Dan ga ik verder naar beneden, ik passeer vele wandelaars, dit freewheelen is toch wel een groot voordeel ten opzichte van de wandelaars die tocht iedere stap moeten zetten, ook naar beneden. Bij Molinaseca stop ik bij de oude brug om wat te eten en bij te komen van de afdaling. Wat was die afdaling spectaculair, de stad Ponferrada met zijn elektriciteitscentrale bleef steeds in zicht. Na het eten loop ik door het centrum, een leuke plaats, maar het maakt geen indruk meer op mij. Dit komt waarschijnlijk door al het moois wat ik onderweg al gezien heb. Misschien word ik ook wel moe van al die mooie dingen en ben ik verzadigd.
Ponferrada is een vreselijk stad, een drukke industrie stad. De stad heeft wel een indrukwekkende tempeliersburcht. Bij het toeristenbureau even stempelen en snel de stad uit. Onderweg zie ik een Carrefour, in de remmen en naar binnen. Ze hebben hier een mooie vis afdeling. Het avondeten is weer geregeld, brood met een kaasplateau en een rode wijn. En ik koop nog twee fotorolletjes, je weet het maar nooit en bovendien ben ik met mijn laatste rolletje bezig. Langs een drukke weg die ik met behulp van mijn kompas gevonden heb, ga ik de stad uit. Ik fiets nu door een landschap met veel frisgroen kastanjebosjes en weiden met daartussen wijngaarden. Dit is El Bierzo.
Om vijf uur kom ik aan in Villafranca del Bierzo, ook hier blijkt dat er weer geen camping is. Bij de refugio is nog wel plaats, ik zoek een bed uit op de 2e verdieping. Het is wel warm hier binnen. Een douche doet wonderen. Op de slaapzaal hoor ik een mevrouw drie talen tegelijk spreken, het is Cor uit Zwolle. Ze vertelt dat ze de route al een keer samen met haar man heeft gefietst. Ze loopt nu alleen, vanaf Vezelay met haar rugzak op een karretje.
Ik eet samen met de andere pelgrims in de eetzaal mijn brood met de kaas, heerlijk met een glas wijn erbij. De meeste mensen liggen op tijd in bed, ik doe hetzelfde, vandaag waren het 79 kilometer met de Cruz de Ferro en de Iragoapas erbij. Mijn lichaam en geest willen rust.
Totaal 2598 km.


Dag 32, 30 mei 2000
Het was warm vannacht op de slaapzaal. Om halfvijf staan de eersten al op, om halfzeven ga ik ook. Het is druk in de keuken, ik moet even wachten voordat ik mijn water kan opzetten. Als mijn water kookt zijn de eerste wandelaars al op pad. Na de afwas sleep ik mijn fietstassen naar beneden. De fiets heeft vannacht binnen kunnen staan, maar de fietstassen moesten er wel af, ander konden niet alle fietsen binnen staan.
Om halfacht zit ik weer op de fiets, op weg naar de Cebreiro, de weg gaat langzaam omhoog. Ik doe mijn licht aan want ik moet door een tunnel. Wat een stank en een herrie in de tunnel. De vrachtwagens denderen rakelings langs mij heen, het dreunt door mijn hele lijf. Opgelucht adem ik de frisse lucht weer in als ik de tunnel uit ben. Op een smalle strook kan ik fietsen, maar de strook ligt vol met rotzooi. Ze zijn hier heel druk een nieuwe dalbrug aan het bouwen. Net voor Pereje kan ik de oude weg op, wat een rust. In Pereje moesten vroeger de pelgrims overwinteren als de pas was dicht gesneeuwd. De rust duurt maar 5 kilometer, en weer word ik de grote weg opgestuurd. Er is hier veelwerkverkeer op de weg, grote vrachtwagens met bouwmateriaal. Na drie kilometer kan ik er gelukkig weer af. De oude weg is wel heuvelachtiger maar fiets veel plezieriger. In Vega de Valcare koop ik fruit en een kilometer verder koop ik een supervers brood zo bij de bakkerij.
De weg gaat nu echt omhoog, het begint met 6%, het wordt 10% ik kijk nu uit over het dal met de weiden en bosjes. Hoog boven mij, tegen de hellingen aan, zie ik de nieuwe viaducten, naar die hoogte moet ik nog. Net voor Castro word ik weer de grote weg opgestuurd, deze doorsteek is zo steil dat het lopen met de fiets al enorm zwaar is, laat staan het fietsen. Op de grote weg gaat de klim gewoon door, ik klim nu al 17 kilometer. Bij Puerto Pedrafita ben ik al op 1100 m hoogte. Hier zie ik een leuk bord met een fietser, het is het logo van het heilig jaar 1993. Nu stijgt de weg met meer dan 10%. Of dat er nooit een eind aan de klim komt, kom ik na 5 kilometer zwoegen aan in Cebreiro. Ik word rechtstreeks terug geplaatst in de middeleeuwen, het is een dorp waaruit Asterix en Obelix zo zijn wegelopen. Het nietig dorp bestaat slechts uit een tiental huizen met een 10e eeuws kerkje. Het ligt op de hoogste bergrug tussen León en Galicië en biedt fraaie uitzichten over diepe, groen dalen. In de bar drink ik een kop café con leche. Hier spreken de mensen een eigen taal met Keltische invloeden. Heel veel Spanjaarden die naar Amerika zijn geëmigreerd komen uit Galicië. Galicië was altijd al enorm geïsoleerd van de rest van Spanje, daar komt de laatste jaren verandering in. Het is een schitterend gebied, qua natuur, maar hier heerst ontzettende armoede. Bij de refugio spreek ik nog enkele mede pelgrims, de meeste zijn net als ik gewoon heel diep onder de indruk van de omgeving.
Er volgt een korte afdaling en dan moet ik weer aan de bak om de Alto San Roque te bereiken. Op deze Alto staat een schitterende beeld van een pelgrim, het lijkt tegen de wind op te tornen. Bij dit beeld blijf ik een tijdje zitten, te genieten van het uitzicht. Ondertussen ga ik wat eten. Na een tijdje ga ik toch deze hoogte achter me laten en ga een klein stukje naar beneden en ja hoor de volgende klim kan beginnen. Deze keer naar de Alto Poio (1335m). Na de top begint een indrukwekkende afdaling. Steeds moet ik vol in de remmen om de snelheid te drukken. In Fonfria staan de vrouwen hun was te doe langs de weg in een van de wasbekkens. Ik vind het te gênant om een foto te maken. Dit is een geweldige passage, deze afdaling, de schitterende bloeiende bermen en vergezichten. De remmen houden zich goed. Mijn snelheid hou ik goed in de gaten, niet alleen vanwege de veiligheid maar ook met het oog op de insecten die op mijn hoofd knallen of ze met stenen gooien. Dan gebeurt het toch wat ik al vreesde, een kever knalt mijn helm in, brom en kriebelt als een gek. Ik begin tegen mijn helm aan te slaan om het beest rustig te krijgen. Met één hand aan het stuur probeer ik te remmen, maar dat is niet voldoende, met één rem kan ik niet stoppen. Als ik toch nog gestopt ben, met beide remmen, doe ik mijn helm af de kever is al gevlogen.
In Triacastela stop ik om een Santiagokerk uit de negende eeuw te bezichtigen en om mijn bidons te vullen. De weg wordt weer heuvelachtiger, met veel bochten. Na een paar klimmetjes kom ik in Samos aan. Samos ligt in een prachtig groene vallei die bijna geheel in beslag wordt genomen door het Monasterio San Julián de Samos uit de 6e eeuw. Op de trappen van het klooster eet ik nog wat brood. Ondertussen bijkijk ik met een verrekijker de voorgevel. Het is een imposante voorgevel. Ik zit in de schaduw, in de zon is het te warm 32ºC. Met deze warmte rol ik Sarria binnen. In het centrum ga ik op zoek naar de gemeente camping. Er is geen aanwijzing te vinden. Bij navraag bij de guardia civil blijkt dat ik er vlak bij moet zijn. Ik fiets, op aanwijzing van de agent een stukje terug en zie wat hij bedoelt met "a campagne de tienda". Het is een weiland met een waterkraan. Hier heb ik geen trek in, ik wil douchen na deze warme dag. Ik ga opzoek naar de refugio. Als ik aan een jongetje vraag waar de refugio is, fiets hij snel voor mij uit om mij de weg te wijzen. Na 200 meter ben ik er al. Er is plaats, een vriendelijke hospitaleros zegt dat ik mijn fiets vannacht binnen neer kan zetten. In de refugio ontmoet ik een echtpaar die in Chartres is gestart. Ze fietsen ook, maar kamperen niet. Gezien hun leeftijd 69 en 72 jaar is dit zo wie zo een prestatie. Dit zie ik mij over dertig jaar nog niet doen. Ik slaap op de bovenste etage, ook hier is het weer warm. De refugio is bijna vol. Na het eten ga ik nog wat schrijven. 's Avond loop ik de stad nog in, en bel Marloes. Ik vertel waar ik ben en hoe het gegaan is. Ze is alleen thuis, de kinderen zijn bij Opa en Oma. "Nog twee dagen en dan zit het er weer op" zegt Marloes. Ja, dat is zo. Wat gaat het toch snel. Als ik woensdag naar huis ga is Yannick niet thuis, hij is dan op kamp van school. Ik spreek met Marloes af dat ik bel als ik in Santiago de Compostela aankom. Ik loop terug naar de refugio en zoek mijn bed op en ga slapen. Vandaag waren het 87 kilometer. Morgen wacht nog een pittige dag.
Totaal 2685 km.


Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Nederland, Dronten

Dronten - Santiago de Compostela

Recente Reisverslagen:

30 April 2012

Slot

30 April 2012

deel 3

30 April 2012

deel 2

23 April 2012

Santiago 2000
Wubbe

Actief sinds 27 Feb. 2012
Verslag gelezen: 647
Totaal aantal bezoekers 135933

Voorgaande reizen:

05 Mei 2017 - 27 Mei 2017

Via de la Plata 2017

02 Mei 2014 - 12 Juni 2014

Vader en zoon onderweg naar Santiago

03 Mei 2013 - 29 Mei 2013

Dronten - Provence

04 Mei 2012 - 09 Juni 2012

Dronten - Rome

30 April 2006 - 28 Mei 2006

Rome - Dronten

01 Mei 2004 - 29 Mei 2004

Sevilla - Santiago de Compostela

09 Mei 2002 - 11 Juni 2002

Dronten - Rome

29 April 2000 - 01 Juni 2000

Dronten - Santiago de Compostela

Landen bezocht: